Binnen Rugbyclub Dwingeloo zijn er een aantal markante personen die we graag willen uitlichten.
Een sportclub is het resultaat van het idealisme van een paar mensen, en de gemakzuchtige volgzaamheid van de rest. Dit weet je nog niet wanneer je je aanmeldt bij die club. Er is een clubhuis, een bierpomp en een veld. Het is of die dingen er altijd al zijn geweest, net als de bomen rond het veld en de boerderijen daarachter. Je wordt lid, speelt een paar jaar, en begint langzaam te begrijpen dat de kalklijnentrekker op zondag altijd dezelfde is, evenals de man of vrouw achter de bar, evenals degene die je op zondag in het veld aanspoort om er goddomme ’s wat meer vaart achter te zetten.
Het is of die dingen er altijd al zijn geweest. Maar niets is minder waar. Halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw was er nog nooit een ovale bal in Dwingeloo gesignaleerd. Er waren voetbalvelden, er was een gymzaal voor meisjesachtige binnensporten, maar een rugbybal – nee.
Willem Dinkla was toen een jonge huisarts, het was 1974, hij speelde rugby in Groningen maar woonde hier, in dit dorp. Hij had kinderen, een vrouw en een praktijk, en kon dus onmogelijk elke zondag naar Groningen om daar zijn wedstrijden te spelen. Hij dacht: als ik niet naar het rugby kan, dan moet het rugby maar naar mij komen.
Uit deze eenvoudige, pragmatische overweging is Rugbyclub Dwingeloo voortgekomen. Dinkla informeerde eens wat, vond een paar mannen die wel zin hadden in iets anders dan voetbal, en zo werd er een nieuw noordelijk team ingeschreven in de zaterdagcompetitie. En Willem Dinkla, die had nu het beste van twee werelden, die speelde nu op zaterdag in Dwingeloo en op zondag in Groningen.
Op een dag ging hij naar het gemeentehuis om te praten over een officieel speelveld en plek voor een kantine. De gemeente maakte zich zorgen over het ‘draagvlak’ voor die vreemde sport en aarzelde om bijstand te verlenen.
‘Nou’, zei Dinkla, ‘dan koop ik zelf een stuk weiland, dan doen we het daarop.’
Het is uit pure schrik over die eigengereide dadendrang dat de gemeente direct een speelveld toezegde. De rugbyclub werd ondergebracht bij de voetbal, er verrees een schaftkeet-achtig clubhuis aan het allerverste uiteinde van het terrein, waar buiten het zicht van gemeentehuis en kerk werd gebouwd aan het nieuwe instituut voor de vorming van goedgebouwde, weerbare en geestelijk gezonde jongemannen.
Dat gaat al bijna veertig jaar zo. Met dank aan Willem Dinkla.
Tommy Wieringa (Goor, 1967), schreef de romans Dormantique's manco, Amok, Alles over Tristan, Joe Speedboot en meest recent Caesarion. Hij was mede-oprichter en redacteur van het literaire tijdschrift Vrijstaat Austerlitz. In de muziekgroep Donskoy experimenteerde hij met poëzie en muziek. In het voorjaar van 1998 verscheen van Donskoy de cd Beatnik glorie. Voor de VPRO schreef hij het scenario voor de korte film Laatste wolf, uit de serie Goede daden bij daglicht. Wieringa is een veelgevraagd podiumspreker en kan zowel op kleine podia als in theaterzalen goed uit de voeten. Hij trad onder meer op tijdens de festivals Crossing Border, Winterschrift, Double Talk, De Nachten (Antwerpen) en Lowlands. Hij studeerde geschiedenis in Groningen en journalistiek in Utrecht, en werkte ondermeer als marktkoopman en als lokettist bij de spoorwegen. Reisverhalen van zijn hand verschenen in onder andere de Volkskrant en Rails. Gedichten werden gepubliceerd in De Rottend Staal Nieuwsbrief, Rottend Staal Online, De Opkamer, Bunker Hill en enkele bloemlezingen. Hij schreef hoorspelen voor KRO radio en publiceert een wekelijkse column in het dagblad Spits. Ook schreef hij artikelen voor Vrij Nederland, De Groene Amsterdammer en NRC Handelsblad.
Kijk op de site van Tommy
Zondagmorgen 12 oktober 2003 bereikte ons het trieste bericht, dat ons zeer gewaardeerde lid Hans Kuijer was overleden.
Na de hectiek van de eerste momenten (spelers inlichten, afzeggen wedstrijden, N.R.B. in kennis stellen, enz. enz.) werden we gedompeld in rauw verdriet. De verslagenheid was groot, met name bij degenen die afgelopen zomer met zoveel plezier en succes Hans nog hadden meegemaakt bij het Beach Rugby in Ameland.
Mensen liepen met de ziel onder de arm, zochten elkaar op, praatten, regelden kleine en grote dingen en deelden voornamelijk hun verdriet.
In de dagen hieropvolgend hebben we getracht zoveel mogelijk leden, oud-leden, vrienden, bekenden en overigen in te lichten. De medewerking van de N.R.B. was hierbij voorbeeldig. E.e.a. resulteerde in een welhaast overweldigende belangstelling van Rugby Nederland bij de begrafenis van Hans. Dit heeft ons, maar zeer zeker ook de naaste familie, enorm veel goeds gedaan. Het toonde aan, hoeveel waardering en respect er uit ging naar de persoon Hans Kuijer.
Hans is 29 jaar geworden. Hieronder volgt de toespraak die Gelmer op de begrafenis van Hans heeft gehouden.
Afscheid Hans
Het is zondagmiddag 15 juni 2003. De finale van het Ameland Beach Rugby toernooi: Dwingeloo tegen Castricum. Een speler van Castricum paast de bal met een boog naar zijn medespeler. De bal is veel te lang onderweg, en de balontvanger werpt al een boze blik naar zijn medespeler. Een Dwingeloo speler denkt:" Nu moet ik hem eigenlijk tackelen. " Dan ziet deze speler uit zijn ooghoeken Hans voorbij schieten. Hans boort zijn 98 kilo zware lichaam in dat van zijn tegenstander, die achterover klapt. “Oeee”, klinkt het uit duizend kelen van de toeschouwers, “Wat een tackel!”.
Dit was het laatste wat we van Hans op het rugbyveld zouden zien.
Al bij zijn geboorte was het duidelijk dat Hans een rugbyer zou worden. Terwijl Rianne in barensnood verkeerde, keek Egbert samen met huisarts Willem Dinkla naar rugby op t.v.
“Eerst deze rugbywedstrijd afkijken, die bevalling wacht wel even.”
In hetzelfde jaar is ook rugbyclub Dwingeloo opgericht.
Hans begon zijn rugby carrière als jochie samen met o.a. Djurre, Johan Vink, Arjan en Cyriel. Hoewel het voor mijn rugbytijd was, kan ik me daar wel een voorstelling van maken. De mini tank Djurre, het kleine ratje Vink en de snelle Hans in het veld en coach Cor van der Laan met een smile van oor tot oor naast het veld. Uit deze periode komt de krachtig uitgeroepen tussenzin "schijt aan Den Haag" in het veelgezongen rugbylied “Coccels en Mussels”.
De jongens speelden die dag de finale van het jeugd-sevens-kampioenschap tegen Den Haag. De wedstrijd werd reglementair verloren omdat Hans een dag te oud was…
Met de komst van de bondscoaches Geoff Old uit Nieuw Zeeland en Eric Hengeveld, brak Hans zijn sportieve hoogtepunt aan. Geoff Old, zelf ook een boerenzoon, zag het helemaal zitten in het Dwingeler drietal Karel, Djurre en Hans, en selecteerde deze Dwingeler spelers voor het Nationale team. Ontelbare keren reisden ze samen van Dwingeloo naar Amsterdam voor trainingen en wedstrijden. Rugbyclub Dwingeloo was met drie spelers de trotse hofleverancier van het Nationale team, en Hans maakte onze verwachting helemaal waar. Ik heb de krantenknipsels over de wedstrijden tegen de Oekraine en Polen nog eens nagelezen.
Dagblad Trouw kopte: "Hans Kuijer de openbaring"
De volkskrant schreef: "De verrassing Hans Kuijer kickte als Jenkins in zijn beste periode."
En uit het rugbynieuws: "Kicken kon deze fly-half altijd al, maar wie ontdekte dat deze noordeling de perfecte fullback was? Hij speelt opkomend in de driekwarten als Andy Irvine in zijn beste dagen. Zijn stijl is als van een Angelsaksische fullback."
Helaas mocht dit maar twee wedstrijden duren. In een uitwedstrijd met Dwingeloo tegen Den Haag scheurde Hans zijn voorste kruisband, en stond daarna met lange jas en paraplu aan de kant te verlangen naar betere tijden.
Die tijden kwamen ook terug, en weer bewonderden tegenstanders zowel als eigen spelers de schitterende acties van Hans. Wanneer hij aan de bal was en van achteruit het veld opkwam, vergat je gewoon mee te lopen omdat het er zo mooi uitzag.
Hans had voor zich zelf een rugbystage in Nieuw Zeeland geregeld. Ik heb hem daar opgezocht. Het viel me gelijk op hoe populair Hans daar was. Hij speelde de sterren van de hemel in het development team. Een "fucking good player" werd hij genoemd. Iedereen kende hem daar al, en ik was al snel 'de vriend van…'.
Hoewel Hans al een paar maanden in Nieuw Zeeland zat voordat ik aankwam, had hij behalve het rugbyveld nog weinig van het land gezien. Nieuwe rugbyvrienden namen spontaan een paar dagen vrij en lieten ons hun ruige land zien. Hans was blij dat ik hem bezocht.
"Dan krijg jij van mij een tatoeage", zei hij, waardoor er nog altijd een Nieuw Zeelandse vogel, de kiwi, op mijn schouder zit.
Hans was populair bij iedereen die hem kende. Dat kwam door zijn grote aanhankelijkheid aan mensen die hij mocht. Hij was tot op zekere hoogte een zeer toegankelijk mens, en maakte makkelijk contact als het over rugby ging. Daarnaast was hij gewoon een hele lieve jongen. Iedereen hoort deze dagen zijn lach en herinnert zich de doldwaze avonturen met Hans. Maar ook de persoonlijke gesprekken, die heel diep konden gaan. Wie hem kende, hield van hem.
De rugbyclub heeft Hans bij al zijn rugbyavonturen gesteund. In Nieuw Zeeland, het Nederlands team, Zuid-Afrika, Ascrum en als laatste in Ierland.
"Prima Hans moet je doen", zeiden we dan, ook al betekende dat voor ons eerste team minimaal 2 try's per wedstrijd minder. Want wij wisten wel, Hans komt toch altijd weer terug. Hans hoorde onlosmakelijk bij onze club en haar geschiedenis, en hij dook altijd vanzelf weer op.
Vandaag speelt Hans zijn laatste wedstrijd, en in een rugbywedstrijd is sprake van drie helften. De eerste twee helften op het veld, de derde helft in de kantine. Vandaag speelt de eerste helft zich hier af in de kerk. Straks op het kerkhof volgt de tweede helft. Nog eenmaal gaat Hans straks door het poortje dat we altijd op zondag formeren, nog eenmaal krijgt Hans van ons applaus en drie keer hoera.
Dan breekt de derde helft aan. Hans was een groot liefhebber van de derde helft. Dat doen we dus vandaag ook. Vanuit het kerkhof gaan we naar Hotel de Brink, waar de jugs voor ons klaarstaan. Daar drinken we een biertje op onze vriend.
Want Hans hoort bij rugbyclub Dwingeloo, zoals wij bij hem horen.
En dat zal altijd zo blijven…